De gemeenteraad beslist tot goedkeuring van het aangepaste belastingsreglement op tweede verblijven voor de periode 2020-2025.
De genieter van een tweede verblijf betaalt geen opcentiemen op de personenbelasting en kan ook gebruik maken van gemeentelijke infrastructuur en dienstverlening. Het heffen van een belasting op tweede verblijven is derhalve verantwoord. De financiële toestand van de gemeente vergt bovendien rendabele gemeentebelastingen.
De eigen inwoners betalen gemiddeld elk jaar nominaal meer belasting gewoon door de inflatie. Bij een vast tarief zoals de belasting tweede verblijven is dit niet. Dit lijkt ons niet zo fair en dus willen we dat tarief ook aanpassen aan de inflatie. Het bestaande tarief bedraagt al van 01.01.2014 € 650. De gezondheidsindex steeg in deze periode met ongeveer 27%. We stellen derhalve voor het tarief te verhogen naar € 850,00.
Gemeenteraadsbesluit van 19.12.2019 inzake belasting tweede verblijven 2020 - 2025
Decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
Decreet over het lokaal bestuur van 22.12.2017
Het Wetboek minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13.04.2019
Omzendbrief van 15.02 2019 KB/ABB 2019/2 betreffende de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit.
Omzendbrief BB 2008/07 inzake het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
Art. 1 - Met ingang van 01.01.2023 en eindigend op 31.12.2025, wordt ten behoeve van de gemeente een belasting geheven op de tweede verblijven, inclusief weekendverblijven, al dan niet ingeschreven in de kadastrale legger.
Art. 2 - Wordt als tweede verblijf beschouwd, elke woning waar niemand is ingeschreven is in de bevolkingsregisters, ongeacht of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets, met chalets gelijkgestelde caravans, en alle andere vaste woningen.
Art. 3 - Wordt niet als tweede verblijfplaats beschouwd:
- een woning die opgenomen is in het gemeentelijk leegstandsregister
- het lokaal dat uitsluitend bestemd is voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit
- tenten, verplaatsbare caravans, woonaanhangwagens
- tweede verblijven opgesteld op een reglementair erkend kampeerterrein.
- tweede verblijven waar in de loop van het aanslagjaar minder dan 9 maanden kon over worden beschikt door diegene die er kan verblijven.
Art. 4 - De belasting is verschuldigd door de natuurlijke- of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf.
Zijn belastingplicht geldt ook wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt.
Zijn belastingplicht geldt ongeacht het feit of hij al of niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente.
De belastingsplicht geldt ook wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt en de huurder er niet gedomicilieerd is.
In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder of de erfpachthouder.
Indien er samenloop is van meerdere eigenaars, vruchtgebruikers, erfpachters, opstalhouders door onverdeeldheid dan zijn zij solidair en ondeelbaar aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 5 - Het jaarlijks bedrag van de belasting wordt vastgesteld op € 850,00
Art. 6 - Van zodra een op het grondgebied van de gemeente Zwalm gelegen tweede verblijf niet meer gebruikt wordt als tweede verblijf of verkocht wordt, moet de belastingsplichtige, uit eigen beweging, het gemeentebestuur hiervan binnen de maand schriftelijk in kennis stellen en de nodige bewijzen indienen.
Art. 7 - De belasting wordt ingevorderd bij wijze van een kohier dat vastgesteld én uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 8 - De kohieren worden tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de financieel directeur die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten. De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9 - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur.
Art. 10 - Dit besluit treedt in werking en wordt bekendgemaakt conform het decreet lokaal bestuur.